Grondwater

Bij klimaatverandering denk je niet gelijk aan het grondwater. Grondwater gaat ondergronds zijn natuurlijke gang. Het is heel belangrijk voor het leven van planten, dieren en mensen. Grondwater houdt zich niet aan grenzen tussen openbare en private gebieden. Toch kunnen de hete, droge periodes (zie nauw verwante thema’s en Droogte en Bodemdaling) en de extreme regenbuien het grondwatersysteem verstoren.

Ondergelopen kelders en kruipruimtes, optrekkend vocht bij een te hoge grondwaterstand. Bij nieuwbouw is de opgave om hier rekening mee te houden. Een typisch Rotterdams en omvangrijk probleem kan optreden bij een te lage grondwaterstand: paalrot bij panden in oude stadswijken. Bij extreme neerslag is het belangrijk dat de bodem het water tijdelijk kan opvangen en vasthouden. Deze sponswerking kan door allerlei ingrepen worden verbeterd. 

De opgaven voor Rotterdam

In de complexe stedelijke omgeving worden de grondwaterstand, de hoeveelheid hemelwater en het aanwezige oppervlaktewater sterk beïnvloed door ondergrondse infrastructuur. Voorbeelden zijn constructies, wateronttrekking met pompen en het groen in de stad. Stedelijke functies dienen rekening te houden met de grondwaterstand en het karakter van de bodem. Het water­ en bodemsysteem moet leidend zijn voor de stedelijke inrichting.

De natuurlijk fluctuerende grondwaterstand vormt geen probleem voor Rotterdam als stedelijke functies daarop zijn ontworpen of aangepast. Feitelijk ligt de opgave niet bij de ingrepen in het grondwater of bodemsysteem, maar in het ontwerp van vastgoedontwikkeling en buitenruimte. Daarom wordt bij nieuwe ontwikkelingen het gebied dusdanig bouwrijp gemaakt dat gebouwen en infrastructuur passen bij de grondwaterstand. Wegen en buitenruimte liggen hoog genoeg en gebouwen zijn ‘van onderen’ waterdicht.

Bodem en grondwater als sturend systeem voor ruimtelijke planning

In de loop der tijd kunnen problemen ontstaan doordat we in het westen van Nederland op een bodem wonen die inklinkt. Dit komt door oxidatie van veen, maar in stedelijk gebied klinkt de bodem vooral in als gevolg van het gewicht van alles wat we erop bouwen. Bodemdaling wordt versterkt door de langere droge perioden als gevolg van klimaatverandering. De opgave is om de wijze van bouwen hierop aan te passen.

Sponswerking bodem

Voor een goed gebruik van de bodem is de grondwaterstand ter plaatse belangrijk. De afstand tussen het maaiveld en de grondwaterstand wordt de ontwateringsdiepte genoemd. Deze verschilt van plek tot plek en wisselt met de seizoenen. De gemiddelde ontwateringsdiepte, gemeten in peilbuizen, zijn weergegeven in onderstaande figuur.

Hoeveel water de bodem kan opvangen, de sponswerking, hangt af van de gemiddelde ontwateringsdiepte en de eigenschappen van de bodem. Bij een betere sponswerking hoeft minder regenwater via de riolering en de singels te worden afgevoerd. Zie de figuur voor de potentiële sponswerking. Als water kan wegzakken naar diepere bodemlagen (inzijging) is de kans dat neerslag naar de bodem kan worden afgevoerd groter. In gebieden waar juist water naar boven komt, kwelwater, is die kans kleiner.

Verharding van de bovengrond belemmert de infiltratie van hemelwater in de bodem. Ook de eigenschappen van de bodem ter plekke spelen een rol, daarom zal voor het ontwerp van een project altijd nader onderzoek ter plaatse nodig zijn.

De potentiële sponswerking van de bodem is afhankelijk van de ontwateringsdiepte en bodemeigenschappen. In de gebieden waar de ontwateringsdiepte groter dan 1 meter is (bruine stippen) is ruimte in de bodem en daardoor kansen voor infiltratie. (Beeld: Defacto Stedenbouw. Bron data: Gemeente Rotterdam en Nelen & Schuurmans)
De potentiële sponswerking van de bodem is afhankelijk van de ontwateringsdiepte en bodemeigenschappen. In de gebieden waar de ontwateringsdiepte groter dan 1 meter is (bruine stippen) is ruimte in de bodem en daardoor kansen voor infiltratie. (Beeld: Defacto Stedenbouw. Bron data: Gemeente Rotterdam en Nelen & Schuurmans)

Overlast van grondwater als gevolg van bodemdaling en onvoldoende aanpassing

Grondwateroverlast kan ontstaan door een langzaam, jarenlang proces van bodemdaling, of doordat bebouwing of groen niet tijdig zijn aangepast aan de gedaalde bodem. Als gevolg daarvan kan de ontwateringsdiepte te klein worden voor het type functie dat zich op die plek bevindt. Zeker oudere wijken zijn kwetsbaar, die zijn gebouwd met minder strikte bouwregelgeving dan nu.

Ook kan in gedaalde groengebieden wateroverlast ontstaan, zoals in het Kralingse Bos. Gevolg hiervan kan zijn dat een groengebied niet meer goed toegankelijk is als recreatiegebied omdat het te zompig is, of dat er schade aan monumentale bomen ontstaat. Soms is wateroverlast een combinatie van grondwater en onvoldoende snel kunnen afvoeren van hemelwater. Zie onderstaande figuur.

Gebieden met kans op wateroverlast door grondwater (Beeld: Defacto Stedenbouw, Bron data: Nelen & Schuurmans, 3Di, Gisweb-viewer gemeente Rotterdam)
Gebieden met kans op wateroverlast door grondwater (Beeld: Defacto Stedenbouw, Bron data: Nelen & Schuurmans, 3Di, Gisweb-viewer gemeente Rotterdam)

Grondwateronderlast

Overlast en schade kunnen ook ontstaan door grondwateronderlast: een te lage grondwaterstand na een langdurige droge periode of grondwateronttrekking. De ontwateringsdiepte is dan langere tijd te groot waardoor bijvoorbeeld groen in de stad schade ondervindt. Ook kan dit ervoor zorgen dat houten paalfunderingen verder droog komen te staan, wat funderingsschade kan vergroten.

Ook in deze situaties is de oorzaak niet de grond­waterstand zelf, maar de weersomstandigheden of onvoldoende aanpassing van gebouwen aan de grondwaterstanden.

Belangrijkste oplossingsrichtingen

Het uitgangspunt voor de omgang met grondwater in de stad is dat we het natuurlijke grondwatersysteem, inclusief oppervlaktewater en de opbouw van de bodem, zoveel mogelijk in stand houden. De opgave is om stedelijke functies hierop aan te passen. Bijvoorbeeld door de bodem op te hogen of bebouwing waterdicht te maken. De oplossingsrichtingen liggen dus niet in actieve beïnvloeding van het grondwater, maar in aanpassen van functies.

Daarom worden deze oplossingsrichtingen beschreven onder ‘Bodemdaling’ en ‘Droogte’.

Tot slot

  • De sponspotentie in bijna heel Rotterdam Zuid, inclusief Hoogvliet, is laag door kwel en hoge grondwaterstanden. Hetzelfde geldt voor de diepere polders in Rotterdam Noord en het noordoosten van Rotterdam met de tuindorpen en tuinsteden, Hillegersberg-Schiebroek en Prins Alexander.
  • Hillegersberg-Schiebroek zijn grondwatergevoelig, zowel nat als droog, als gevolg van de aanwezige bebouwing. Hetzelfde geldt voor delen van Feijenoord en Charlois. Dat zijn wijken die tegen de Maas aan liggen.